putsch
- putsch
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘staatsgreep’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- uit het Duits [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | putsch | putschen |
verkleinwoord | putschje | putschjes |
- een (geweldadige) omverwerping van een legitieme regering
- In vergelijking met Al-Bashir is Kim Jong-un een watje en een koorknaap. De Koreaan speelde nog met de blokkendoos, toen Al-Bashir al bloed aan zijn handen had en zich met een militaire putsch de macht toe-eigende. [4]
- De plaatsvervangend leider van de pro-Koerdische HDP, Ahmet Yildirim, beschuldigde de regering van het doorvoeren van een 'tweede putsch' met de massaontslagen en het vastzetten van politici van de oppositie, onder wie parlementsleden van zijn partij. [5]
- Het woord putsch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "putsch" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "putsch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ putsch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard ZATERDAG 23 SEPTEMBER 2017
- ↑ Volkskrant 16 juli 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be