• re·vo·lu·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘politieke of staatkundige ommekeer’ voor het eerst aangetroffen in 1654 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord revolutie revoluties
verkleinwoord revolutietje revolutietjes

derevolutiev

  1. (politiek) een omwenteling in de politieke machtsverhoudingen
    • Een revolutie verorbert soms haar eigen kinderen. 
     Als gevolg hiervan was het een zinloos project, dat rond deze tijd grote delen van buitenparlementair links in West-Europa kenmerkte, om te proberen deze tot zwijgen gebrachte arbeidersklasse te mobiliseren tot een socialistische revolutie.[2]
  2. een omwenteling in andere zin
    • De kwantummechanica vertegenwoordigde een ware revolutie in het wetenschappelijk denken. 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]