Nederlands

 
purist met het bestraffende vingertje
Uitspraak
Woordafbreking
  • pu·rist
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘taalzuiveraar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1731 [1]
  • afgeleid van puur met het achtervoegsel -ist [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord purist puristen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

purist m [3]

  1. iemand die zuiverheid nastreeft en geen verandering of vernieuwing tolereert
    • Organisator Erik Olde Scholtenhuis van Djiddo denkt daar iets anders over. Hij is een purist, die zweert bij het karakter van de traditionele didgeridoo uit eucalyptushout. [4] 
    • De bedoeling was om een authentieke sfeer neer te zetten. Toch is Lohues geen purist als het gaat om analoge opname technieken. 'Ik gebruik mijn computer als recorder. Ik heb daadwerkelijk nooit wat op band opgenomen; ik deed alles altijd al digitaal. Het is ook een beetje achterhaald door de tijd. Je hebt geen gigantische mixtafels meer nodig.' [5] 
    • Dat de juiste versie niet op de gevel staat, daarvan is ook Wilminkkenner Bert de Haan uit Enschede overtuigd. „Wilmink was een purist. Het kan niet zo zijn dat hij in een strofe waarin elke regel acht syllaben telt, hij er één slechts met zeven schrijft.” De versregel moet worden overgeschilderd, vindt hij. Dat zegt ook Paul Abels van uitgeverij AFdH, die het gedicht voor het op de muur werd geschilderd, controleerde op onjuistheden. „Dit is een fout. Dat moet over.” [6] 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen