punteren
- (heteroniem)
- [A] Geluid: púnteren (hulp, bestand)
- IPA: / ˈpʏntərə(n) / (3 lettergrepen); /ˈpɵn.tə.rə(n)/
- [B] Geluid: puntéren (hulp, bestand)
- IPA: / pʏnˈterə(n) / (3 lettergrepen); /pɵn.ˈtɪ:.rə(n)/
- pun·te·ren
- [A] afgeleid van punter zn met het achtervoegsel -en [1]
- [1] "punter" in de betekenis ‘scheepstype’
- [2] "punter" in de betekenis ‘met de schoenpunt geschopte bal’
- [B] via Middelnederlands poenteren en Frans pointer van middeleeuws Latijn punctuare [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
punteren |
punterde |
gepunterd |
zwak -d | volledig |
[A] púnteren
- inergatief met een punter varen
- (sport) een voetbal met de punt van de voet trappen, wat een weinig trefzeker schot oplevert
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
punteren |
punteerde |
gepunteerd |
zwak -d | volledig |
[C] puntéren
- stippels zetten
- (muziek) overgankelijk een noot met een punt verlengen
- Het woord punteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.