2. Verhuiswagen zoals die werd gebruikt bij het pulsen.
  • pul·sen
  • ww [1]: afgeleid van  puls zn  met het achtervoegsel -en [1]
  • ww [2]: eponiem afgeleid met het achtervoegsel -en van A. Puls   een NSB'er, wiens Amsterdamse verhuisbedrijf tijdens de Tweede Wereldoorlog ontruimingen uitvoerde [2]
  • zn:  puls zn  met de uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pulsen
pulste
gepulst
zwak -t volledig

pulsen overgankelijk

  1. (bouwkunde) methode bij grondboringen, waarbij een buis, die van onderen open is, op diepte wordt gedrukt door grond onder uit de paal te scheppen
  2. (geschiedenis) (Nederland) leeghalen van de huizen van Joden en anderen die tijdens de Duitse bezetting waren gedeporteerd of ondergedoken

de pulsenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord puls
85 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[3]