provinciaals
- pro·vin·ci·aals
- afgeleid van provinciaal met het achtervoegsel -s
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | provinciaals | provinciaalser | provinciaalst |
verbogen | provinciaalse | provinciaalsere | provinciaalste |
partitief | provinciaals | provinciaalsers | - |
provinciaals
- met , volgens opvattingen van stedelingen, plattelandseigenschappen: achterlijk, bekrompen, beetje boers
provinciaals
- partitief van de stellende trap van provinciaal
- Dat is iets provinciaals...
- Het woord provinciaals staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.