prostaat
- pros·taat
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘voorstanderklier’ voor het eerst aangetroffen in 1923 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prostaat | prostaten |
verkleinwoord | prostaatje | prostaatjes |
de prostaat m
- (anatomie) een klier tussen de blaas en de penis van de man
- Oudere mannen krijgen soms last van hun prostaat.
1.een klier tussen de blaas en de penis van de man
- Het woord prostaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prostaat" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "prostaat" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ prostaat op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be