Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·jec·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord projector projectoren
projectors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de projectorm

  1. toestel om een afbeelding op een scherm te projecteren
  2. (wiskunde) de lijn waarmee men een punt of een lijn op een andere lijn of een vlak projecteert
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen