• pries·ter·wij·ding
enkelvoud meervoud
naamwoord priesterwijding priesterwijdingen
verkleinwoord

de priesterwijdingv

  1. (religie) plechtige, heilige handeling waardoor iemand priester wordt, vooral belangrijk in die religies waarbij aan voorgangers speciale door de godheid gegeven eigenschappen worden toegeschreven
    • Na zijn priesterwijding in 1948 werd hij naar de hoofdzetel in Saint-Laurent-sur-Sèvre gestuurd, maar dat vond hij maar niets omdat daar geen bekeringswerk te verrichten viel. Groot was zijn voldoening toen hij een jaar later werd ingezet voor lokaal missioneringswerk.’ [2] 
    • Zo'n 145 mensen hebben zich aangemeld om zaterdag de priesterwijding van Haaksbergenaar Marc Oortman bij te wonen. "We gaan met twee grote en één kleine bus naar Utrecht. Er is geen plek meer vrij", zegt Ans van de Wetering namens de organisatie van de busreis. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard MAANDAG 18 SEPTEMBER 2017
  3. Tubantia 04-november-2009