Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • pres·te·son
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   presteson     prestesonen     prestesøner     prestesønene  

Zelfstandig naamwoord

presteson, m

  1. (familie) priesterzoon, zoon van een priester
    «Han var presteson, fødd på Evanger, men vaks opp på Voss.»
    Hij was de zoon van een priester, geboren in Evanger, maar groeide op in Voss.
Synoniemen