preambule
- pre·am·bu·le
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inleiding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
- afgeleid van het Franse préambule (met het voorvoegsel pre-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | preambule | preambules |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord preambule staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "preambule" herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "preambule" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ preambule op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be