• prach
vervoeging van
prachen

prach

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prachen
    • Ik prach. 
  2. gebiedende wijs van prachen
    • Prach! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van prachen
    • Prach je? 
  • prach
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *porxъ

prach m

  1. stof; heel kleine deeltjes


  • prach
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *porxъ

prach monbezield

  1. stof; heel kleine deeltjes