praaien
- praai·en
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘aanspreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1651 [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
praaien |
praaide |
gepraaid |
zwak -d | volledig |
praaien [3]
- overgankelijk iemand aanspreken, aanklampen, aanroepen, oproepen
- overgankelijk, (scheepvaart) in het bijzonder: (op zee) (via de radio) communicatie beginnen
- Het woord praaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "praaien" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "praaien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ praaien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be