• pols·hor·lo·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord polshorloge polshorloges
verkleinwoord polshorlogetje polshorlogetjes

het polshorlogeo

  1. een uurwerk dat om de pols gedragen wordt
    • Hij had net een nieuw polshorloge gekocht, daarom moest het bandje nog iets worden ingekort. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be