• po·la·ri·teit
enkelvoud meervoud
naamwoord polariteit polariteiten
verkleinwoord - -

de polariteitv

  1. (elektrotechniek) de eigenschap hebben om polen te bezitten
  2. (elektrotechniek) de eigenschap hebben om polair tegengesteld te zijn wat dan vaak wordt uitgedrukt met negatief en positief
95 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]