pokhout
- pok·hout
- samenstelling van pok en hout zn [1]
- De naam stamt van het medisch gebruik tegen de Spaanse pokken, een oude naam voor syfilis. Dat heeft ook geleid tot de Engelse naam lignum vitae (Latijn voor "hout des levens").
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pokhout | pokhouten |
verkleinwoord | - | - |
- (plantkunde) Guaiacum officinale zeer hard, slijtvast hout van de West-Indische guajakboom dat zelfsmerende eigenschappen heeft
1.
- Het woord pokhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pokhout" herkend door:
33 % | van de Nederlanders; |
28 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ pokhout op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be