Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • poep·duur
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen poepduur
verbogen poepdure
partitief poepduurs

Bijvoeglijk naamwoord

poepduur

  1. (informeel) erg kostbaar
     Het seizoen kwam laat op gang vanwege het koude voorjaar. (…) Toen ze eenmaal in de winkel lagen, waren de eerste asperges natuurlijk poepduur. Maar gelukkig waren ze de laatste pakweg anderhalve maand best betaalbaar en ook prima van kwaliteit.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen