Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pneu·mo·nie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘longontsteking’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • met het voorvoegsel pneumo- met het achtervoegsel -ie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pneumonie
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pneumoniev

  1. (medisch) longontsteking
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen