pluskind
- plus·kind
- samenstelling van plus zn en kind zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pluskind | pluskinderen |
verkleinwoord | pluskindje | pluskindjes |
het pluskind o
- kind dat door minstens één niet biologische ouder wordt opgevoed; kind dat geboren is uit een vorige relatie van een partner
- hoogbegaafd kind dat les krijgt in een klas met andere hoogbegaafde kinderen
- [1] stiefkind
- Het woord 'pluskind' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.