plebaan
- ple·baan
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | plebaan | plebanen |
verkleinwoord | - | - |
de plebaan m
- (beroep) (religie) (rooms-katholiek) pastoor van een kathedraal die in plaats van de bisschop zorg draagt voor de parochie
- Tot 1925 haalde het R.K. Huisvestingscomité ruim 14.000 katholieke (Hongaarse) kinderen naar Nederland. (…) Zo arriveerde in september 1923 een groep van 125 Hongaren op het station van Haarlem. De plebaan L. Westerwoudt, priester van de Haarlemse kathedrale basiliek St. Bavo, was met hen meegereisd. [3]
- Het woord plebaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "plebaan" herkend door:
24 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ plebaan op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Vogel, J.Cultuur en migratie in Nederland. Nabije vreemden. Een eeuw wonen en samenwonen. (2005) Sdu Uitgevers, Den Haag; ISBN 90 12 09777 0; p. 29; geraadpleegd 2019-11-16
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be