pipa
- pi·pa
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pipa | pipa's |
verkleinwoord |
- pistool
- Je moet niet sollen met die gangsta's jongen, ze hebben pipa's.
- Ewa, welkom in de pipashop. Pipa's en nivis voor tatas uit de hood. [2]
- (kikkers) Pipa pipa een kikker uit de familie tongloze kikkers (Pipidae). Het is een van de bekendste en tevens een van de grootste vertegenwoordigers van de tongloze kikkers
- Het woord pipa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- pi·pa
pipa