pinas
- pi·nas (1)
- pin·as (2)
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schip’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1595 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pinas | pinassen |
verkleinwoord | - | - |
- weefsel van ananasvezels
- (scheepvaart) soort van klein zeilschip
- samenstelling van pin zn en as zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pinas | pinassen |
verkleinwoord | - | - |
- as die een pin draagt of met een pin geborgd is
- Het woord pinas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pinas" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
26 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pinas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pinas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ pinas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be