Een pilaarbijtster in de Grote of St.-Bavokerk op Wikipedia (nl) in Haarlem
(onderdeel van het koorhek).
  • pi·laar·bijt·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord pilaarbijtster pilaarbijtsters
verkleinwoord

de pilaarbijtsterv

  1. (religie) (pejoratief) vrouw die zich veel braver voordoet dan hij is
     Immers wat is dat voor dame die zo gesteld is op het gedicht dat gaat over overspel en dat vol zit met obsceniteiten? (…). Die vraag heeft pas zin als Van den vos Reynaerde niet meer is dan een schunnig verhaal. De proloog wijst in een heel andere richting. Daardoor komt een heel andere opdrachtgeefster in beeld. Ethisch bewogen en met een verfijnde literaire smaak. Een pilaarbijtster hoeft ze echt niet te zijn.[2]
  2. (religie) (pejoratief) vrouw die zich overmatig godsdienstig gedraagt
     Zo meent hij dat Filips II liever boetprocessies zag dan feestelijke fakkeloptochten (…), hiermee wijzend op zijn fanatiek katholicisme; zijn latere echtgenote, Mary Tudor, beschrijft Boon als een kween, een pilaarbijtster (…).[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    René Broens
    Diet verstaen met goeden sinne in: Tiecelijn., jrg. 18 nr. 3 (september 2005), Vzw Tiecelijn-Reynaert / Marcel Ryssen, Sint-Niklaas, 215/215
  3.   Weblink bron
    Marcel Backhouse
    De historische realiteit in Louis Paul Boons ‘Geuzenboek’ in: Ons Erfdeel., jrg. 23 nr. 1 (januari/februari 1980), Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonksveer, p. 7