• pi·laar·bijt·sters

de pilaarbijtstersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pilaarbijtster
     De priester aan het hoofd van de tafel richtte zijn aandacht gelukkig op de vijf vrouwen van Toosjes leeftijd. Echte pilaarbijtsters, zou grootmoe hebben gezegd.[1]
  1.   Weblink bron
    Marie de Meister
    “De stilte van Thé”, 4e druk (2016), Ambo/Anthos B.V., Amsterdam, ISBN 9789026333521, hfst. 5