pijlkoker met pijlen
  • pijl·ko·ker
enkelvoud meervoud
naamwoord pijlkoker pijlkokers
verkleinwoord

de pijlkokerm

  1. een draagbare houder om pijlen in te bewaren. Het gaat om een meestal buisvormige houder waarin pijlen voor een boog bewaard kunnen worden.
    • Een tweederangs vervanger? Wellicht, maar ook Jobin krijgt de zaal goed vol. Pijlkokers steken boven de hoofden uit, enthousiaste kinderen stellen veel vragen in goed Engels. „Is Findrick echt dood?” vraagt een jongen met een verwachtingsvolle blik in zijn ogen. Jobin lacht. „Daar zeg ik niks over!” Als hij aankondigt nog vele boeken te willen schrijven, gaat er een zucht van opluchting door de zaal. Ouders knikken mee. [2] 
  2. (figuurlijk) maatregelen die men achter de hand houdt om later zo nodig te kunnen gebruiken
    • De identiteit van scholen is verder een hoogst actueel thema vanwege meerdere pijlen die in de pijlkoker van onze overheid gereedliggen om het identiteitsgebonden onderwijs open te breken. Zullen onze eigen scholen straks verplicht worden geïnjecteerd met een dosis ambivalentie ten opzichte van hun kernwaarden? [3] 
91 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Milo van Bokkum 17 mei 2016 Alle spreekbeurten gaan over dat ene weeskind
  3. Reformatorisch Dagblad Johan van Holst 20-12-2016 Schoolkeuze zaak van het hart
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be