piet
Niet te verwarren met: Piet |
- piet
- Leenwoord uit het Romani, in de betekenis van ‘luis’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1] [2] [3][4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | piet | pieten |
verkleinwoord | pietje | pietjes |
- knecht van Sinterklaas, traditioneel zwart geschminkt met rode lippen en gouden oorringen
- Zwarte piet is plotseling een groot probleem geworden in de lage landen.
- vogel, kanariepiet [10]
- luis [11]
- Je hebt toch hopelijk geen pieten opgelopen hè?
- Het woord piet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "piet" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[12] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "piet" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ piet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ piet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be