Nederlands

  Niet te verwarren met: Piet
Uitspraak
Woordafbreking
  • piet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Romani, in de betekenis van ‘luis’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1] [2] [3][4]
enkelvoud meervoud
naamwoord piet pieten
verkleinwoord pietje pietjes

Zelfstandig naamwoord

de pietm [5] [6] [7] [8] [9]

  1. knecht van Sinterklaas, traditioneel zwart geschminkt met rode lippen en gouden oorringen
    • Zwarte piet is plotseling een groot probleem geworden in de lage landen 
  2. vogeltje, kanariepiet [10]
  3. luis [11]
    • Je hebt toch hopelijk geen pieten opgelopen hè? 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[12]

Meer informatie

Verwijzingen