Nederlands

 
phagwafeest
Uitspraak
Woordafbreking
  • phag·wa·feest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord phagwafeest
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het phagwafeesto

  1. (religie) hindoestaans lentefeest waarbij mensen gekleurd poeder naar elkaar gooien
     Maar vooral het feit dat eind maart de regels opeens werden versoepeld en toestemming werd gegeven het hindoestaanse Phagwafeest te vieren, wekte onbegrip. Het feest bracht duizenden mensen op de been die de coronamaatregelen niet in acht namen. De nieuwe, derde coronagolf begon zo’n twee weken later en dit feest wordt door velen als oorzaak aangemerkt. Minister Ramadhin weigert daar commentaar op te geven.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Armand Snijders
    “Zorg Suriname „staat op instorten”” (4 mei 2021), Reformatorisch Dagblad