pennen
- pen·nen
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘Bargoens: geslachtsgemeenschap hebben’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pennen |
pende |
gepend |
zwak -d | volledig |
pennen
- inergatief ijverig schrijven met een pen
- De leraar keek op om te zien of hij de volgende zin kon dicteren, maar de leerlingen zaten nog te pennen.
de pennen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pen
- Het woord pennen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pennen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pennen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pennen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- pen·nen
Naar frequentie | 6826 |
---|
pennen, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van penn
- pen·nen
pennen, o
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van penn