peen
- peen
- [1] terugvorming van peeën, eigenlijk het meervoud van pee "wortel"; in de betekenis van ‘wortel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1514 [1] [2] [3]
- [2] (verkorting) van pene zn [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peen | penen |
verkleinwoord | peentje | peentjes |
- (groente) een eetbare wortelsoort, Daucus carota
- (verouderd) straf, boete
- [1] bospeen, breekpeen, koepeen, waspeen, winterpeen
- Het woord peen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ peen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "peen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be