pathetisch
- Geluid: pathetisch (hulp, bestand)
- pa·the·tisch
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(overdreven) aandoenlijk’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
- afgeleid van pathetiek met het achtervoegsel -isch [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pathetisch | pathetischer | |
verbogen | pathetische | pathetischere | |
partitief | pathetisch | pathetischers | - |
pathetisch [3]
- in staat intense gevoelens op te wekken (vol van pathos) vooral misschien t.a.v. melancholie
- (pejoratief) hoogdravend
- Het woord pathetisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pathetisch" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "pathetisch" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pathetisch op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be