enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  partie     la partie     parties     les parties  

partie v

  1. deel, stuk
  2. onderdeel


  • IPA: /partɪjɛ/
  • par·tie

partie v

  1. deel; een stuk van een groter geheel
    «Přečti nám tu partii, kde autor hovoří o lidských vztazích.»
    Lees ons dat deel voor, waar de auteur spreekt over menselijke verhoudingen.
  2. partij; een afzonderlijk spel gespeeld tussen twee spelers, zoals in schaken of kaarten
    «Šachový velmistr dovede hrát i několik partií najednou.»
    De schaakgrootmeester kan een aantal partijen tegelijkertijd spelen.
  3. streek; deel van het menselijke lichaam
    «Toto cvičení posiluje především břišní partie
    Deze oefening versterkt vooral de buikstreek.
  4. deel; plek in de natuur, stuk van een landschap
    «Cyklisté projížděli hornatou partií státu.»
    De fietsers reden door het bergachtige deel van de staat.