participeren
- Geluid: participeren (hulp, bestand)
- IPA: / ˌpɑrtisiˈperə(n) / (5 lettergrepen); /ˌpɑrtisiˈpeːrə(n)/
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘deelnemen’ voor het eerst aangetroffen in 1408 [1]
- afgeleid van de Latijnse woorden pars (deel) en cipere (nemen)
- afgeleid van het Franse participer (met het achtervoegsel -eren) [2]
- par·ti·ci·pe·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
participeren /ˌpɑrtisiˈpeːrə(n)/ |
participeerde /ˌpɑrtisiˈpeːrdə/ |
geparticipeerd /ɣəˌpɑrtisiˈpeːrt/ |
zwak -d | volledig |
participeren
- inergatief ergens aan deelnemen
- Hij participeert in die demonstratie tegen kernwapens.
- In de moderne samenleving wordt veel in het werk gesteld om marginale groepen te laten participeren in de ‘normale’ orde. Foucaults analyse van machtspraktijken biedt aanknopingspunten om deze pogingen te beschrijven als normaliserende machtsstrategieën. [3]
- (bedrijfskunde) investeren in een rechtspersoon om daar een blijvende band mee te scheppen
1. ergens aan deelnemen
- Het woord participeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "participeren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "participeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ participeren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Rothfusz, JacquelinePotensia [2016] ISBN 978-90-367-9467-1 pagina 10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be