paria
- pa·ria
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verstoteling, iemand van de laagste kaste’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1724 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paria | paria's |
verkleinwoord | pariaatje | pariaatjes |
de paria m
- (religie) een persoon die buiten alle aanvaarde kasten valt; een uitgestotene, onaanraakbare
- De positie van de paria's is in India altijd een groot probleem geweest.
- uitgestotene in algemene zin
- Dat zal alleen maar erger worden, zeker als het Westen de Russische energiesector op de korrel neemt. Rusland is een internationale paria geworden... [2]
- Het woord paria staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "paria" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "paria" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ www.nu.nl (10 mrt 2022)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be