Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ge·sto·te·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitgestotene uitgestotenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de uitgestotenev / m

  1. persoon die uit een groep, team of gemeenschap is verwijderd
    • Hierbij valt vooral de dochter van Jefta op. Jefta is een sterke, gelovige strijder die als uitgestotene uit zijn clan hunkert naar erkenning. Als krachtige dealmaker slaagt hij erin stamleider en rechter van heel Israël te worden. Maar alles ontspoort, als hij ook God denkt te kunnen manipuleren. Hij belooft de HEERE te offeren „wat” of „wie” hem na de overwinning ook maar als eerste tegemoetkomt. Dat blijkt zijn dochter te zijn. Desondanks zet hij zijn gelofte door. Zo verliest de man zonder familie zijn enig kind. [2] 
    • Ik speel hem liever als een reliëfrijk personage, wiens hang naar geweld voortkwam uit het besef dat hij een uitgestotene was van de samenleving die hij domineerde.” [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen