Een paperclip.
  • pa·per·clip
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘klemmetje om papieren bijeen te houden’ voor het eerst aangetroffen in 1950 [1]
  • samenstelling van  paper  en  clip  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord paperclip paperclips
verkleinwoord paperclipje paperclipjes

de paperclipm

  1. een kleine metalen klem waarmee enkele velletjes papier bijeen gehouden kunnen worden
    • De paperclip was in de loop van de tijd roestig geworden. 
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]