Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pan·nen·lap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pannenlap pannenlappen
verkleinwoord pannenlapje pannenlapjes

Zelfstandig naamwoord

de pannenlapm

  1. (huishouden) lap om hete pannen mee aan te pakken
    • Ik ken heel wat vrouwen die goed zijn opgeleid maar toch thuis zitten bij de kinderen, omdat dat zo hoort. Ze stikken in een pannenlap.” (Jessica van Geel NRC 27 februari 2009) 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be