Een panamahoed.
  • pa·na·ma·hoed
enkelvoud meervoud
naamwoord panamahoed panamahoeden
verkleinwoord panamahoedje panamahoedjes

de panamahoedm

  1. (hoofddeksel) soort strohoed met donker lint en brede rand
    • In 2012 is de eeuwenoude weeftraditie van Ecuadoriaanse strohoeden uitgeroepen tot ‘Immaterieel Cultureel Erfgoed van de Mensheid’. De oorspronkelijke naam van de strohoed is ‘Jipijapa’ (‘Xipixapa’) of ‘Montecristi’. Dus niet Panamahoed, zoals hij soms ten onrechte wordt genoemd. [2] 
    • Het bekende stroachtige hoofddeksel wordt door vele mensen Panamahoed genoemd. Toch vindt de productie ervan plaats in Ecuador en Mexico. Hoe is die naamgeving dan ontstaan? Vroeger werden zulke hoeden via een centrale douanepost in Panama geëxporteerd en kreeg elk exemplaar de stempel 'Panama'. [3] 
   1. zie: panama   
76 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[4]