Een rij palen in het water.
  • pa·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
palen
paalde
gepaald
zwak -d volledig

palen

  1. inergatief grenzen aan
  2. inergatief (seksualiteit) (dysfemisme) geslachtsgemeenschap hebben
  3. overgankelijk van houten staken voorzien, met palen afzetten

de palenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord paal
     Deze Terminus bestond uit een paar dikke palen die ik uitgeput omhelsde.[2]
     De Zweedse bossen konden kant-en-klare stammen van twintig meter leveren, maar voor het werk met de palen in de rivier hadden ze de dubbele lengte nodig.[3]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be