Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paf·pau·ze
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pafpauze pafpauzes
verkleinwoord pafpauzetje pafpauzetjes

Zelfstandig naamwoord

de pafpauzev / m

  1. (informeel) werkonderbreking die men gebruikt voor het roken van een sigaret
    • De uitzondering op de rookvrijregel zijn het Kaf en het Agora Café. Als horecazaken voorzien ze nog ruimte voor de verdrukte minderheid der nicotineliefhebbers. Naast het publieke welzijn maken zij deel uit van het winnende kamp door de extra koffies die ze in barre tijden aan de rokers mogen aanbieden tijdens hun pafpauze. [1]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen