pafpauze
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- paf·pau·ze
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van paf ww en pauze zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pafpauze | pafpauzes |
verkleinwoord | pafpauzetje | pafpauzetjes |
Zelfstandig naamwoord
- (informeel) werkonderbreking die men gebruikt voor het roken van een sigaret
- De uitzondering op de rookvrijregel zijn het Kaf en het Agora Café. Als horecazaken voorzien ze nog ruimte voor de verdrukte minderheid der nicotineliefhebbers. Naast het publieke welzijn maken zij deel uit van het winnende kamp door de extra koffies die ze in barre tijden aan de rokers mogen aanbieden tijdens hun pafpauze. [1]
Synoniemen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'pafpauze' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Vanhees, T.rookverbod op de UA (4 februari 2005) op website: dwars.be; geraadpleegd 2018-12-28