• pacht·con·tract
enkelvoud meervoud
naamwoord pachtcontract pachtcontracten
verkleinwoord pachtcontractje pachtcontractjes

het pachtcontracto [1]

  1. (economie) overeenkomst waarin staat hoeveel pacht men betaalt voor het gebruik van een stuk land
     Goed, dan spreken we het zo af: de aannemer krijgt een pachtcontract voor de grond, bouwt er huizen op, en zodra het dorp staat betaalt hij de in het pachtcontract genoemde som uit de verponding van de huizen.[2]
     Staatsbosbeheer is eigenaar van het Kuinderbos. "De International Paintball Group heeft het terrein een tijdje van ons gepacht, maar dat bedrijf liep voor geen meter", vertelt boswachter Harco Bergma. "Ze hebben hier misschien een jaar gezeten. Toen ze wilden stoppen, hebben ze gevraagd of het pachtcontract kon worden afgekocht."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Gewassen vlees”   (1994), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9021479737
  3.   Weblink bron “Gedroomd dagje paintballen eindigt op verlaten zandpad bij Kuinre” (Vrijdag 17 april 2020, 10:30), NOS