paaiperiode
- Geluid: paaiperiode (hulp, bestand)
- paai·pe·ri·o·de
- samenstelling van paai ww en periode
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | paaiperiode | paaiperiodes paaiperioden |
verkleinwoord | - | - |
de paaiperiode v
- (biologie) tijd van het jaar dat vissen zich voortplanten
- De paaiperiode van deze soort is in het voorjaar.
- Het woord 'paaiperiode' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.