• paai·tijd
enkelvoud meervoud
naamwoord paaitijd paaitijden
verkleinwoord - -

de paaitijdm

  1. (biologie) tijd van het jaar dat vissen zich voortplanten
    • De paaitijd van deze soort is in het voorjaar. 
72 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be