• IPA: /pr̝̊ɛnɛːst/
  • pře·nést
  • Afgeleid van het werkwoord nést met het voorvoegsel pře-

přenést perfectief  

  1. brengen, overbrengen
    «Když sanitka ani po dvaceti minutách nepřijela, přenesla matka dítě sama na nemocnici.»
    Toen de ziekenwagen na 20 minuten nog niet was aangekomen, bracht de moeder het kind zelf naar een ziekenhuis.
  2. verzenden, uitzenden; via een medium transporteren
  3. overdragen, delegeren
    «Vláda se snažila přenést zodpovědnost za špatnou ekonomickou situaci na jiné.»
    De regering heeft geprobeerd de aansprakelijkheid voor de slechte economische situatie op anderen over te dragen.
  1. přemístit, umístit perfectief
  2. předat
  • (nemoct) přenést něco přes srdce – iets niet over het hart kunnen krijgen