Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·stij·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overstijgen
oversteeg
overstegen
klasse 1 volledig

Werkwoord

overstijgen

  1. overgankelijk verder gaan dan een tevoren bepaalde grens
    • Het aantal vragen overstijgt de beschikbare capaciteit. 
     Maar argumenteren konden ze, op een politiek ontwikkelingsniveau dat het zijne verre oversteeg. In dit gezelschap was hij een groentje.[1]
     Of waren ze ergens in het Oosten opgeleid? Anderzijds sprak er een koelbloedigheid uit hun gedrag die zelfs die van de meest ervaren en doortrapte misdadigers verre oversteeg.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645149
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be