• over·rijp
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen overrijp overrijper overrijpst
verbogen overrijpe overrijpere overrijpste
partitief overrijps overrijpers -

overrijp [1]

  1. van vruchten: te rijp
    • Bottura wil gaan koken met levensmiddelen die over datum zijn: „Ik heb altijd al gedacht dat broodkruim, overrijpe tomaten en bruine bananen mogelijkheden voor ons zijn om onze creativiteit te tonen. Het is zeker geen afval.” [2] 
    • Met name overrijpe bessen hebben veel van hun gezonde stoffen verloren. Als je er echt voordeel van wil hebben, is het dus beter om het besje direct na aankoop puur uit de hand te eten.[3] 
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]