• over·le·ving
enkelvoud meervoud
naamwoord overleving overlevingen
verkleinwoord

de overlevingv

  1. het niet sterven maar blijven voortleven
    • Eerst Frankrijk. De linkergrafiek hieronder gaat over de periode tussen 1914 en 2014. Er wordt getoond dat in die periode de grootste winst werd geboekt in de overleving van geboorte tot 103 jaar (vrouwen) en tot 101 jaar (mannen). Daar ligt de piek in de grafiek. Na die piek (dus bij 104 tot 110 jaar) loopt de grafiek naar beneden. Dat betekent dat de toename in de tijd van de overleving tot nóg hogere leeftijden dan 101 of 103 jaar, lager is. [2] 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hester van Santen 9 december 2016
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be