overdonderen
- over·don·de·ren
- samenstelling van over en donderen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overdonderen |
overdonderde |
overdonderd |
zwak -d | volledig |
overdonderen
- overgankelijk verbluffen, in heftige onrust gebracht worden
- Het nieuws overdonderde de menigte.
- ▸ Ik was overdonderd door alle toeristen in het bezoekerscentrum.[2]
1. verbluffen
- Het woord overdonderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overdonderen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ overdonderen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be