Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·don·der·de

Werkwoord

vervoeging van
overdonderen

overdonderde

  1. enkelvoud verleden tijd van overdonderen
    • Ik overdonderde. 
    • Jij overdonderde. 
    • Hij, zij, het overdonderde. 
  2. verbogen vorm van overdonderd, voltooid deelwoord van overdonderen