• over·brie·ven

overbrieven [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overbrieven
briefde over
overgebriefd
zwak -d volledig
  1. een boodschap (vaak iets dat een geheim is) via een brief overbrengen
  2. (figuurlijk) iets (vaak iets dat een geheim is) aan iemand doorvertellen
    • De angst bestaat dat deze Chinese partners de bedrijfsgeheimen overbrieven aan de overheid. [2] 
    • ‘Neen, Mijnheer, schrijf niet, ik zal uwe groete aan emilia overbrieven, maar het is, gelijk gij wél zegt, voor haar en voor u beter, dat men het daarbij late.’ [3] 
75 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hanneke Chin-A-Fo 29 januari 2019 Te kijk gezet China wil snel akkoord
  3. (1824-1827)–Margaretha Jacoba de Neufville De kleine pligten (4 delen)
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be