overbieden
- Geluid: overbíéden (hulp, bestand)
- Geluid: óverbieden (hulp, bestand)
- over·bie·den
- samenstelling van over bw en bieden ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overbieden |
overbood |
overboden |
klasse 2 | volledig |
overbíéden
- overgankelijk een hoger bod uitbrengen dan een ander.
- Je bent overboden en daarom gaat het huis naar de andere bieder.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overbieden |
bood over |
overgeboden |
klasse 2 | volledig |
óverbieden
- inergatief opnieuw de bieding zijn beslag laten krijgen.
- Het spijt me, maar er wordt niet overgeboden.
- Het woord overbieden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.